maandag 6 mei 2013

'Als ik vrijkom rasp ik je keel open met een aardappelschilmesje'

‘Als ik vrijkom rasp ik je keel open met een aardappelschilmesje’

De achterkant van de medaille- Door Iris van Iersel

UTRECHT- De 25-jarige Hans van Z., die reeds twee roofmoorden en een roofoverval heeft bekend, is mogelijk ook de dader van de beestachtige moord op de 37-jarige alleenwonende Amsterdamse vrouw Coby van der Voort. Deze moord werd enkele dagen nadat zij gepleegd was op 3 mei van dit jaar ontdekt. De vrouw werd ontkleed gevonden in haar woning aan de Prinsengracht. De schedel was ingeslagen. Beide polsen waren doorgesneden. In haar rug stak een broodmes.
Uit: Utrechts Nieuwsblad, 19-12-1967

Juli 1971. De net veertig geworden Ton van Iersel beëindigt zijn contract bij de reclassering in Heerlen. Voorheen werkte hij in Breda, ook bij de reclassering. Hij begint zich te vervelen op het werk en besluit te stoppen bij de reclassering, op zoek naar nieuw avontuur. Samen met zijn vrouw en drie kinderen van dan acht, tien en twaalf jaar verhuist hij naar Zaltbommel om een baan te zoeken op een meer centrale plek in Nederland. Veel vacatures interesseren hem niet en missen de spanning die hij in zijn leven zoekt. Totdat hem een krant in de hand wordt gedrukt met een vacature in het Pieter Baan Centrum. Het begin van een stormachtige carrière als forensisch milieu-en gedragsonderzoeker.

Augustus 1971. Ton wordt geselecteerd als meest geschikte sollicitant en het Pieter Baan Centrum wordt zijn tweede huis. Elke dag rijdt hij in zijn nieuwe okergele Austin Maxi, door Ton zelf ook wel liefkozend ‘de rijdende ledikant’ genoemd, richting Utrecht. Hij kiest bewust voor een niet te mooie auto en een voor die tijd burgerlijk uiterlijk. Elke dag een donkergroene hoed op om zijn beginnende kaalheid te verbergen, een witte blouse en een pijp in zijn mondhoek. Hij is uit te tekenen met een geruite das om zijn nek, een bescheiden teken van professionaliteit. Zijn voorkomen moest, zo vond hij, voornamelijk onopvallend zijn. Het is een zeer intelligente en beleefde man: hij wil de mensen en criminelen niet de ogen uit steken.

‘Ik legde altijd zijn das voor hem klaar. Toen ik dat een keer vergeten was, ging hij compleet door het lint. Het was een perfectionist, alles moest goed zijn, tot in de kleinste details’

Het Pieter Baan Centrum heeft in de jaren tachtig de bijnaam ‘het luie eind’. Naast het centrum ligt een begraafplaats. Ton grapt daar wel eens over, ‘eigenlijk zijn ze aan twee kanten ter dood veroordeeld’, zegt hij dan. Samen met een forensisch psychiater, psycholoog en groepsleider werkt hij samen om de crimineel te ondervragen, zijn thuissituatie vast te stellen en zoekt hij antwoord op een cruciale vraag: is de crimineel toerekeningsvatbaar? De door Ton geschreven rapportages bepalen hoe zwaar de straf voor de crimineel uit gaat vallen: zijn adviesrapport gaat naar de rechter of het Ministerie van Justitie en bevat informatie over de toerekeningsvatbaarheid, de kans op recidive en een eventuele behandeling van de verdachte. Op zoek naar de achterkant van de medaille.

‘Hij was een man van uitersten. Waar andere mensen zouden stoppen, ging hij door. Hij ging soms zo ver in zijn contact met de crimineel, dat er een vriendschap of juist vijandschap ontstond.’

De behandeling van een ‘patiënt’ –zoals zij het in hun vak noemen, blijkt kort maar extreem intens. In de vroege jaren tachtig tot eind jaren negentig wordt de criminaliteit almaar groter en groter. Drie maanden lang graaft Ton in de achtergrond van de gepakte crimineel. Hij bezoekt hun familieleden en komt vaak dichterbij dan hij zou willen. De rapportages die hij maakt over de crimineel zijn privé tegenover de crimineel zelf, tot grote ergernis van Ton. In het begin van de jaren 80 is de criminaliteit nog erg gesloten. Na slechts een maand werken in het Pieter Baan Centrum probeert hij deze maatregel met man en macht te veranderen en hij eist dat de crimineel zijn eigen rapportage mag bekijken. Zijn verzoek wordt in beginsel niet goedgekeurd. Hij krijgt problemen met advocaten; hij speelt zijn rapportages alsnog door naar de crimineel terwijl dat niet mag. Vooral advocaat Kruijs uit Den Bosch wordt zijn grote vijand.

De eerste maanden in het Pieter Baan Centrum zijn voor Ton als rustig te beschrijven. Op wat kleine akkefietjes na is zijn baan precies wat hij zoekt: druk, vol met uitdagingen en avontuur. Toch verandert die rust vrij snel. De misdrijven worden extremer en Ton krijgt het steeds drukker. Na een maand of vier schudt hij de hand van één van de ‘drie van Breda’, een oorlogsmisdadiger die verantwoordelijk is voor Jodendeportatie en Silbertanne-moorden. Ook maakt hij kennis met seriemoordenaar Hans van Zon, wapenhandelaar Paul Anton Wilking en Slobodan Radojev Mitrić (Karate Bob). Het lot en de toekomst van deze grote criminelen ligt deels in handen van Ton, en de criminelen weten dat maar al te goed. Deze ontmoetingen leiden tot extreme bedreigingen die niet alleen het leven van Ton maar ook van zijn familie veranderen.

‘Hij zei wel eens tegen me als het over zijn werk ging: ‘het is godverdomme geen felicitatiedienst’. Maar juist die kant van de samenleving, de zwarte, grauwe kant, dat was wat hij zocht.’

Hoewel de ruimtes in het Pieter Baan Centrum stuk voor stuk zwaar beveiligd zijn, gaat het op een zeker moment bijna mis met Karate Bob. Als Ton de cel wil verlaten omdraait rukt de sterke karateman Mitrić aan zijn arm. Omdat Ton een kleine, iele man van nog geen 1,70 meter is blijkt hij machteloos. Hij wordt door ‘Bob’ in een hoek gedreven en binnen korte tijd flink toegetakeld. Vol met bulten, sneeën en blauwe plekken verlaat hij snel zijn cel. Daar blijft het niet bij. Eenmaal ontsnapt aan de agressie van Mitrić worden hem de ergste dingen toegefluisterd. ‘Wacht maar tot ik weer vrij ben en voor je deur sta. Ik rasp je keel open met een aardappelschilmesje, plakje voor plakje.’

Najaar 1975. Ton krijgt het regelmatig zwaar te verduren. Omdat het drukker wordt in het Pieter Baan Centrum, heeft hij soms wel vijf cliënten tegelijk. De observaties in combinatie met alle bedreigen worden hem bijna te veel. Thuis vertelt Ton wel wat dingen aan zijn vrouw, maar zijn kinderen neemt hij in bescherming. Als hij voor de zoveelste keer toegetakeld thuiskomt besluiten hij en zijn vrouw toestemming te vragen voor het bezit van een revolver. Dit verzoek wordt goedgekeurd en het wapen neemt plaats in het nachtkastje aan Ton’s kant van het bed. Hun naamplaatje wordt van de deur gehaald en vanaf heden leeft de familie van Iersel in angst en anonimiteit.

Ook thuis ontvangt Ton diverse bedreigingen, maar verder dan woorden komt het niet. De criminelen blijven met hem bezig. Ook na hun vrijlating wordt Ton nog aangevallen. Vaak zijn de criminelen lam van de drank en/of verdoofd van de pillen als zij de brieven sturen, maar dat maakt de dreigementen niet minder erg.  Ook zijn vrouw en kinderen worden lastiggevallen.

‘Vreemde mensen belden naar ons huisnummer om te vragen of Ton thuis was. Voor alle zekerheid noteerde ik alle nummers. Mensen liepen voorbij in de straat en keken opvallend lang naar binnen. Ik vertelde hem om altijd achterom te kijken’

Januari 1979. Na acht jaar werken bij het Pieter Baan Centrum krijgt Ton lichamelijke en mentale klachten. Hij wordt steeds magerder en zijn huidskleur wordt gelig. Het blijkt dat Ton leukemie heeft. Hij werkt nog twee jaar door, ondanks dat hij zijn persoonlijke doel al heeft bereikt- de crimineel mag vanaf nu zijn eigen dossier inzien. In 1981 stopt Ton bij het Pieter Baan Centrum. De criminele contacten en het mentaal zware werk worden hem te veel. Hij besluit terug te gaan naar de reclassering, maar nu in Den Bosch.

Ondanks dat hij in 1981 vertrekt, blijft Ton geïnteresseerd in de mens achter de crimineel. Ook in de criminelen die hij heeft behandeld. De meeste criminelen zitten niet hun volledige straf uit en komen weer in de maatschappij terecht. Regelmatig komen Ton en de vrijgelaten criminelen elkaar weer tegen, waardoor zijn werk in het PBC hem blijft achtervolgen. Hij onderhoudt contacten met onder andere de beruchte Hans van Zon en zijn vriendin. Dat leidt tot problemen. Zijn kinderen verklaren hem voor gek. Hij blijft hangen in zijn werk op het Pieter Baan Centrum in plaats van dat hij geniet van zijn rustigere baan. De vrouw van Ton raakt bevriend met de therapeute en vriendin van van Zon, Riet van der Brink. Dat contact stopt in 1994, een jaar voordat van Zon en van der Brink uit elkaar gaan.

De laatste twintig jaar van zijn leven leeft Ton minimaal. Hij is verzwakt door zijn ziekte en het werk heeft hem mentaal zwaar beschadigd. Hij raakt overspannen en krijgt een vitale depressie. Zijn rust is hij kwijtgeraakt na het werken in het Pieter Baan Centrum en hij slaapt slecht. Over zijn tijd daar praat hij inmiddels niet meer. Hij overlijdt in 2001 aan leukemie. Hij is dan zeventig jaar.